Over de trans-Atlantische slavenhandel en de West-Indische Compagnie
De West-Indische Compagnie (WIC) werd op 3 juni 1621, ten tijde van de Tachtigjarige oorlog, opgericht. Het was een handelsonderneming die het octrooi had gekregen van de Staten-Generaal om handel te drijven ten westen van Kaap de Goede Hoop. De Compagnie had het recht een krijgsmacht te hebben, bondgenootschappen te sluiten en koloniën te stichten.
In de eerste decennia van haar bestaan was de WIC vooral een militair werktuig van de Staten-Generaal in de strijd tegen de Spanjaarden en Portugezen. In korte tijd veroverde de Compagnie een imperium dat zich uitstrekte over grote delen van de West-Afrikaanse kust, Brazilië en eilanden in de Caraïben. Ook de kaapvaart vormde een belangrijk en doeltreffend middel in de strijd. Na de verovering van Nederlands-Brazilië in 1630 begon de Compagnie zich in toenemende mate toe te leggen op het vervoer van zwarte slaven vanuit West-Afrika.
De vestigingen (factorijen) van de WIC aan de West-Afrikaanse kust.
De roman Kroesvee gaat over één enkel aspect van dat slavernijverleden: de handel aan de West-Afrikaanse kust. De Hollanders in die tijd hadden geen enkele belangstelling voor expansie in Afrika. Ze waren uit op drie dingen: goud, slaven en ivoor (in die volgorde). De West-Indische Compagnie had ook helemaal niet de militaire middelen, en zeker niet de manschappen, om zich ver in het binnenland te wagen.
Toen de Hollanders in 1637 kasteel Elmina op de Portugezen veroverden, werden er snel verdragen met de locale koningen gesloten. Feitelijk betaalde de WIC van meet af aan huurpenningen om hun forten te kunnen bouwen en te mogen handelen.
Bronnen: 'Het kasteel van Elmina: in het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika', door Marcel van Engelen, en 'Brothers in Arms, Partners in Trade: Dutch-Indigenous Alliances in the Atlantic World, 1595-1674', door Mark Meuwese.
Het Verdrag van Boutry regelde de samenwerking tussen het stammenverbond der Ahante en Holland. Getekend op 27 augustus 1656. Het verdrag zou 213 jaar lang standhouden.
De vroegst bekende afspraak tot samenwerking tussen Hollanders en Afrikanen was het Verdrag van Asebu (1612). Er zouden er nog veel meer volgen.
Het logo van de West-Indische Compagnie
Het West-Indische Huis in Amsterdam, gezien vanaf de Prins Hendrikkade. Handgekleurde reproductie naar tekening door L.W.R. Wenckebach. Dit is de plek waar Nicholaas Sweerts in het boek zijn eerste aanstelling verwierf.
Illustratie uit Kroesvee. (c) John Meilink
Vechten deden de Europeanen voornamelijk onder elkaar: met name de Hollanders en de Engelsen zaten elkaar voortdurend in de haren. Ze betwistten elkaar handelsposten, riviermondingen, waterplaatsen en wat al niet, maar in de verhoudingen met de Afrikaanse heersers waren ze opvallend gedwee, omdat ze volledig afhankelijk waren van de aanvoer van handel uit het binnenland. Een goed voorbeeld van de machtsverhoudingen is het verhaal van de koning van Fida (in huidig Nigeria), die dreigde de Hollanders eruit te gooien als ze niet ophielden ruzie te maken met de Engelsen en de Fransen. Men bond mokkend in.
Voor wie vooraan wil beginnen: lesmateriaal van het NETWERK SLAVERNIJVERLEDEN
Wikipedia over de WIC.
Zwarte slaven in het ruim. Digitaal bewerkt beeld uit Bande-annonce de Case Départ (2011)
1687 en 1688 waren jaren in een periode, waarin de slavenhandel steeds belangrijker werd, maar de aanvoer naar de West (Curaçao, Berbice, Suriname) voor alle partijen een moeizame operatie bleef. De West-Indische Compagnie had het alleenrecht op handel aan de Goud- en Slavenkust, maar moest desondanks concurreren met Engelsen, Brandenburgers, Portugezen en - een speciale doorn in het oog - Zeeuwse smokkelaars (lorrendraaiers). Ook de Fransen lagen op de loer.
De West-Indische Compagnie had altijd een dilemma: goud (dat door de Afrikanen zelf werd gedolven en aangevoerd) was misschien nog belangrijker dan slaven, maar voor het goudtransport was vrede nodig. De slavenhandel floreerde echter alleen in tijden van oorlog tussen de Afrikaanse stammen onderling (slaven waren in de regel gevangen genomen vijanden). Die spagaat leidde uiteraard tot gemarchandeer en corruptie.
In Kroesvee proberen alle partijen elkaar vliegen af te vangen. De partij illegale slaven vormde een buitenkansje, maar de WIC diende altijd te voorkomen dat het de koning van het Denkyira-rijk tegen zich in het harnas zou jagen.
Uitgebreide site van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee).
Ook van LM Publishers: de Gids Slavernijverleden. Klik op het plaatje voor een leesvoorbeeld.
Driehoeksvaart - trans-Atlantische driehoekshandel: 1. Schepen vertrokken uit West-Europa met als handelswaar vooral vuurwapens, buskruit, ijzer en textiel. Dat werd in West-Afrika met de plaatselijke machthebbers geruild voor slaven, goud en ivoor. 2. Vanuit West-Afrika vertrokken schepen met slaven vervolgens naar het Caribische gebied. 3. Terugreis naar West-Europa met luxegoederen zoals suiker, rum, koffie, katoen, zilver en tabak.
Bron: mejorimagen.eu.
Slaven werden ge- en verkocht in een specifieke eenheid: de pieza de India. Dit stond voor een gezonde, goedgebouwde man of vrouw tussen 15 en 36 jaar oud. Personen in de leeftijd van 8 tot 14 jaar werden gerekend voor tweederde pieza en van 7 jaar en jonger voor een halve pieza. Zuigelingen (kinderen tot twee jaar) werden met de moeder meeverkocht. Het feitelijke aantal slaven in een armasoen (= scheepslading slaven) hoefde dus niet per se overeen te komen met het aan boord geregistreerde aantal pieza de India.
Onderstaand een tweetal fragmenten uit de romans Kroesvee en Asiento die illustratief zijn voor de vernederingen die slaven moesten ondergaan.
(klik op de pijltjes om een van de teksten open te klappen)
Het 'hoogtepunt' van de Nederlandse Atlantische slavenhandel lag tussen grofweg 1630 en 1700. Met de verovering van een deel van Brazilië op de Portugezen ontstond grote vraag naar goedkope arbeidskrachten op de plantages aldaar. De Hollanders waren er snel genoeg bij om ook de handel in zwarte slaven van de Portugezen over te nemen; in korte tijd werden hun handelsfactorijen aan de West-Afrikaanse kust veroverd. De WIC had hierin het monopolie. Na de kolonisatie van Suriname en Berbice werd de slavenhandel nog geïntensiveerd, maar de grote hausse deed zich voor rond 1660, toen de WIC via tussenhandelaren (de asientistas: zie het boek Asiento) vrijwel het alleenrecht had om slaven te leveren aan Spaans Amerika. Curaçao vormde het centrum van deze deplorabele handel. Na 1687 werden de Nederlanders echter - met name door de tegenwerking van de Spaanse Inquisitie - langzamerhand uit de markt gedrongen door de Engelsen en de Fransen.
In de 18e eeuw was het gecombineerde Hollands/Zeeuwse marktaandeel in de wereldwijde slavenhandel naar de West gedaald naar zo’n 10%, waarvan ruim de helft door de WIC. Concurrent Engeland had een driemaal zo groot aandeel. De rest van de handel, zo’n 60%, was in handen van Portugal. De laatsten opereerden zuidelijker in Afrika: voornamelijk vanuit Angola en het grote slavendepot in Luanda. Zie ook: Zeeuwse Ankers.
Hoeveel slaven de WIC in totaal werkelijk naar de West heeft geëxporteerd is niet bekend, doordat zo goed als alle documenten van de Eerste WIC (de periode vóór 1674) door brand in de negentiende eeuw verloren zijn gegaan. Over de periode 1674-1740 komt Henk den Heijer in zijn proefschrift 'Goud, ivoor en slaven' op een totaal van 190.000 (gebaseerd op bronnen uit het Nederlands Historisch Data Archief), waarvan er 43.000 via Elmina zijn getransporteerd. 1680 was nog een zeer productief jaar voor Elmina (het verzond toen 2100 slaven), maar daarna kwam de klad erin: gedurende 1687-1689 bleef de export steken op 2.154, dus net iets meer dan 700 per jaar. Toen even later de Komenda-oorlogen uitbraken (een hevig geschil tussen de Hollanders en de Engelsen) zakte de export helemaal in.
De hoogste piek qua export werd bereikt toen de Nederlander Balthasar Coymans asientista van de Spaanse kroon was: gedurende 1684-1686 werden bijna 16.000 zwarte Afrikanen verscheept.
Mooie, interactieve site van de NOS.
Geschatte aantallen van ingescheepte en ontscheepte slaven in de trans-Atlantische slavenhandel. De data is afkomstig van http://www.slavevoyages.org/tast/index.faces. De piek lag tussen 1760 en 1850. De WIC speelde toen al lang geen rol meer; zij trok zich begin jaren 40 van de 18e eeuw terug uit de slavenhandel.
Bron: TED-Ed - The Atlantic slave trade: What too few textbooks told you - Anthony Hazard.
Bron: NTR - Dossier Geschiedenis - Nederland en de Slavernij - Handel in Slaven (Aflevering 1)